GRIP op Probleemgedrag

Nederlandse samenvatting
(onderzoek)
> (onderzoek)
> Nederlandse samenvatting
(proefschrift)
Nieuwsbrieven
nov. 2012
juli 2012
maart 2012
dec. 2011
juni 2011
maart 2011
> EMGO
Probleemgedrag komt veel voor in verpleeghuizen voor mensen met dementie en dit is erg belastend voor zowel de bewoners zelf als voor zorgpersoneel en familie. Het blijkt moeilijk recent uitgekomen richtlijnen en handreikingen daadwerkelijk in de praktijk te gebruiken. In het project ‘Grip op Probleemgedrag’ is daarom op basis van de richtlijnen en in samenspraak met mensen uit de praktijk een praktisch zorgprogramma ontwikkeld dat structuur geeft aan de aanpak van probleemgedrag op psychogeriatrische afdelingen.
Doelstelling
Het implementeren en evalueren van het zorgprogramma ‘Grip op Probleemgedrag’.
Methode
Het project loopt van 1 maart 2010 tot 1 maart 2014. Het zorgprogramma wordt stapsgewijs (via een stepped wedge design) op 17 afdelingen van verschillende psychogeriatrische verpleeghuizen door heel Nederland ingevoerd. Er wordt onderzocht welke effecten het zorgprogramma heeft op probleemgedrag & kwaliteit van leven van de bewoners en op werkdruk & werktevredenheid van verzorgenden. Ook wordt een kosteneffectiviteitanalyse gedaan. Gegevens worden verzameld door interviews & vragenlijsten en door registraties bij de instellingen op te vragen. Gegevens worden elke 4 maanden verzameld, in totaal 6 keer.
Resultaten
Grip op Probleemgedrag is geïmplementeerd op 17 psychogeriatrische afdelingen van verschillende zorginstellingen. Om de data die verzameld werd voor het effectonderzoek te kunnen duiden én om meer inzicht te krijgen in het implementatieproces voor toekomstige implementatiedoeleinden werd een procesevaluatie uitgevoerd. De procesevaluatie toonde aan dat werd voldaan aan de voorwaarden om de effectdata te kunnen interpreteren; de werving van deelnemers maakt generalisatie mogelijk en de opzet van het zorgprogramma werd door de gebruikers als passend en bruikbaar beoordeeld. Er werden echter ook verschillende factoren gevonden die de implementatie van het zorgprogramma beïnvloedden, waardoor de implementatie niet optimaal was.
Ten eerste waren er organisatorische factoren zoals personeelsverloop, onvoldoende multidisciplinaire samenwerking en organisatorische veranderingen die de implementatie nadelig beïnvloedden. Daarnaast was de afdelingscultuur en de betrokkenheid van een ‘sleutelfiguur’ op de afdeling van belang voor de mate van implementatie. Verder was het zorgprogramma niet digitaal beschikbaar terwijl sommige afdeling met digitale dossiers werkten. Tenslotte schrok de hoeveelheid werkbladen die bij het zorgprogramma hoorde sommige gebruikers aanvankelijk af, hoewel men ook aangaf alle bladen nodig te hebben voor een juiste aanpak van probleemgedrag. Omdat het zorgprogramma effectief is gebleken op het verminderen van probleemgedrag, het verminderen van het gebruik van psychofarmaca en het verbeteren van de werktevredenheid zal het zorgprogramma naar aanleiding van de procesevaluatie worden aangepast in het vervolgtraject GRIP II. In dit project zal GRIP gedigitaliseerd worden en er zal een implementatiepakket met een train-de-trainer module worden ontwikkeld.
Grip op Probleemgedrag is geïmplementeerd op 17 psychogeriatrische afdelingen van verschillende zorginstellingen. Om de data die verzameld werd voor het effectonderzoek te kunnen duiden én om meer inzicht te krijgen in het implementatieproces voor toekomstige implementatiedoeleinden werd een procesevaluatie uitgevoerd. De procesevaluatie toonde aan dat werd voldaan aan de voorwaarden om de effectdata te kunnen interpreteren; de werving van deelnemers maakt generalisatie mogelijk en de opzet van het zorgprogramma werd door de gebruikers als passend en bruikbaar beoordeeld. Er werden echter ook verschillende factoren gevonden die de implementatie van het zorgprogramma beïnvloedden, waardoor de implementatie niet optimaal was.
Ten eerste waren er organisatorische factoren zoals personeelsverloop, onvoldoende multidisciplinaire samenwerking en organisatorische veranderingen die de implementatie nadelig beïnvloedden. Daarnaast was de afdelingscultuur en de betrokkenheid van een ‘sleutelfiguur’ op de afdeling van belang voor de mate van implementatie. Verder was het zorgprogramma niet digitaal beschikbaar terwijl sommige afdeling met digitale dossiers werkten. Tenslotte schrok de hoeveelheid werkbladen die bij het zorgprogramma hoorde sommige gebruikers aanvankelijk af, hoewel men ook aangaf alle bladen nodig te hebben voor een juiste aanpak van probleemgedrag. Omdat het zorgprogramma effectief is gebleken op het verminderen van probleemgedrag, het verminderen van het gebruik van psychofarmaca en het verbeteren van de werktevredenheid zal het zorgprogramma naar aanleiding van de procesevaluatie worden aangepast in het vervolgtraject GRIP II. In dit project zal GRIP gedigitaliseerd worden en er zal een implementatiepakket met een train-de-trainer module worden ontwikkeld.
Fase van onderzoek
Inmiddels is het onderzoek afgerond.
Wie voert het onderzoek uit?
Projectgroep:
Uitvoerend onderzoeker: Drs. Sandra Zwijsen (s.zwijsen@vumc.nl)
Projectleider:
Dr. Martin Smalbrugge (co-promotor)
Dr. Debby Gerritsen (co-promotor)
Prof. dr. Jan Eefsting
Prof. dr. Anne-Margriet Pot (promotor)
Prof. Dr. C.M.P.M Hertogh (promotor)
Dit onderzoek is een samenwerkingsverband van het VU Medisch Centrum en het Radboudumc.
Het onderzoek wordt door ZonMW gefinancierd.
Kies je platform en deel dit artikel >

Sandra Zwijsen